De belofte van Pisa: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Humor

Titel De belofte van Pisa
Niveau boek niveau 2
Opdracht niveau 3 | Humor
Studielast 2 uur
Werkvorm individueel of tweetal
Focus humor
Je leert de humor in het boek herkennen en begrijpen
Gemaakt door Janneke Blok

A

Vraag 1


Schrijf iets grappigs op wat je de afgelopen week hebt meegemaakt of gezegd.


Vraag 2


Probeer onder woorden te brengen waarom je het grappig vond.


Vraag 3


Vonden anderen het ook grappig? Waarom denk je (van niet)?


B

Humor is vaak moeilijk uit te leggen en wat jij grappig vindt, hoeft een ander totaal niet leuk te vinden. In De belofte van Pisa speelt humor een belangrijke rol.

Vraag 1
 

Lees de Literaire theorie hieronder. Onder wat voor soort humor valt het grappige dat je hebt meegemaakt of gezegd? Leg zo precies mogelijk uit om wat voor soort situatiehumor of taalhumor het gaat.


Vraag 2


Kies twee verschillende passages uit De belofte van Pisa waar jij om hebt moeten lachen. Wat maakt deze passages volgens jou grappig? Gebruik in je uitleg minimaal twee termen uit de Literaire theorie.


Vraag 3


Blader opnieuw door De belofte van Pisa. Selecteer nog twee passages waarvan je de een als situatiehumor kunt definiëren en de ander als taalhumor. Leg uit waarom.


C

De recensenten verschillen van mening over de vele vergelijkingen waardoor de schrijfstijl van Bouzamour gekenmerkt wordt. Sommigen vinden ze treffend, anderen vinden ze minder treffend.


Vraag 1
 

Lees onderstaande vergelijkingen uit De belofte van Pisa. Noteer bij elke vergelijking wat je ervan vindt. Kies uit: grappig - raar - vies - mooi - overdreven - grof - iets anders, namelijk ....
Leg je antwoorden uit.


Vraag 2


Beargumenteer vervolgens of je de vergelijking onder een bepaald soort humor zou kunnen schalen en welke humor dat dan is.

Vergelijkingen uit De belofte van Pisa:
a. Haar kut kwijlde als een babymond. (p. 207)
b. De bladeren boven ons bewogen om ons heen als indianen tijdens een rituele dans - geen drugs meer voor mij vandaag. (p. 243)
c. Het vwo-diploma dat ik had begeerd als een onbereikbare liefde, zou binnen luttele minuten mijn klamme handen bereiken. (p. 246)


D

Vraag 1


Welke rol speelt humor in jouw leven? Kies uit:

A Ik gebruik humor als ik me ergens voor schaam of geneer.
B Ik gebruik humor als ik verdrietig ben.
C Ik gebruik humor als ik het moeilijk vind om over een bepaald onderwerp te praten.
D Ik gebruik humor om me zekerder over mezelf te voelen.
E Ik gebruik humor om mezelf en anderen een vrolijke dag te bezorgen, want 'een dag niet gelachen is een dag niet geleefd'.
F Ik gebruik humor om een andere reden, namelijk ….


Vraag 2
 

a. Waarom heeft Mano Bouzamour er volgens jou voor gekozen zo'n zwaar en omstreden onderwerp met zoveel humor te beschrijven?

b. Wat is het effect hiervan op jou als lezer?

(Literaire) theorie

Er zijn verschillende vormen van humor die onder te verdelen zijn in situatiehumor en taalhumor. Het is echter zo dat deze twee vormen niet altijd makkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Situatiehumor en taalhumor gaan vaak samen. Wanneer grappige situaties ook nog eens heel grappig worden verwoord, versterkt dat het humoristische effect.

  • Situatiehumor is alle humor die te maken heeft met lachwekkende situaties. Denk aan gekke toestanden, excentrieke personages en ongepast gedrag. Ook kan er sprake zijn van overdrijving en contrast dat kan worden uitvergroot of verkleind. Denk bijvoorbeeld aan de Grote Vriendelijke Reus (GVR) met zijn magere gestalte en enorm grote flaporen.
    Onder situatiehumor valt ook de herhaling en opeenstapeling van situaties.
    Ten slotte kan situatiehumor over taboedoorbreking gaan: er worden grapjes gemaakt over 'verboden' onderwerpen, zoals seks en ontlasting.
  • Taalhumor is alle humor die zich richt op lachwekkend taalgebruik. Denk aan woordspelletjes, rijmen en gekke woorden. Met de term ongerijmde taal worden absurde uitspraken of grappige namen bedoeld.
    Net als bij situatiehumor kan ook bij taalhumor sprake zijn van overdrijving, het opblazen of minimaliseren van situaties d.m.v. bepaald taalgebruik, herhaling en opeenstapeling van woorden, zoals stopwoorden. Ten slotte kunnen ook hier taboedoorbrekende woorden grappig zijn, zoals vieze en seksistische woorden.
    Zie ook: Jan van Coilie, Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Den Haag: NBD/Biblion, 2007, p. 129-138.