PAAZ: Opdracht
Opdracht niveau 1 | Personage
Lees de opdracht voor je het boek gaat lezen!
Je kunt deze opdracht ook alleen maken. Dan vervallen de opdrachten waar 'samen' staat.
Titel | PAAZ |
---|---|
Niveau boek | niveau 2 |
Opdracht | niveau 1 | Personage |
Studielast | 2 uur |
Werkvorm | individueel of als tweetal |
Focus | personage |
Je leert | reflecteren op de ontwikkeling van een personage. |
Gemaakt door | Monique Metzemaekers |
Downloads | PAAZ N/1/ (11 kB) |
A
Je gaat een boek van 352 bladzijden lezen. Dat is een behoorlijke dikke pil!
Vraag 1
(individueel) Heb je al eens eerder zo’n dik boek gelezen? Welk boek? Hoe beviel dat?
Vraag 2
(individueel) Waarom wil je dit boek graag lezen? Wat verwacht je?
Vraag 3
(samen) Bespreek jullie antwoorden bij A1 en A2.
B
Jullie maken ieder een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in PAAZ.
Vraag 1
(individueel) Noteer terwijl je leest, de tien belangrijkste gebeurtenissen voor Emma.
Vraag 2
(individueel) Zet deze tien gebeurtenissen in een tijdlijn op een A3-papier.
Vraag 3
(samen) Vergelijk de tijdlijnen die jullie gemaakt hebben. Bespreek de verschillen. Maak daarna samen één definitieve tijdlijn. Zorg ervoor dat jullie de definitieve tijdlijn ieder op een papier hebben.
C
Wat Emma overkomt in de vijf maanden dat ze op de PAAZ is, heeft grote invloed op hoe ze zich voelt.
Vraag 1
(individueel) Geef in een nieuwe lijn bij de tijdlijn aan hoe het met Emma gaat.
Voorbeeld: Je begint bij de eerste gebeurtenis: Emma krijgt vakantie. Ze voelt zich helemaal niet goed. De lijn waarin je Emma’s gevoelens noteert, begint ver onder de tijdlijn. Bekijk het model onder Downloads; daar zie je wat de bedoeling is.
Vraag 2
(individueel) Is de lijn met Emma’s gevoelens een rechte of een gebogen lijn?
Vraag 3
(individueel) Hoe komt dat?
Vraag 4
(samen) Vergelijk de lijnen waarmee jullie aangegeven hebben hoe het met Emma gaat. Bespreek de verschillen. Maak daarna samen een definitieve lijn.
D
Vraag 1
(individueel) Bekijk de twee lijnen goed. Kies één van de volgende uitspraken en vul aan:
A: Het gaat goed met Emma na de PAAZ, want …
B: Emma zal het heel moeilijk krijgen na de PAAZ, want …
Vraag 2
(samen) Hebben jullie dezelfde keuze gemaakt? Leg uit waarom wel of niet.