Blauwe maandagen: Opdracht

Opdracht niveau 4 | Humor

'Er is zelden zo'n onbedaarlijk grappig boek verschenen als Blauwe maandagen van Arnon Grunberg (…),' stelde de schrijfster Doeschka Meijsing in 1994.

In deze opdracht ga je de humor in Blauwe maandagen nader bestuderen.

Titel Blauwe maandagen
Niveau boek niveau 4
Opdracht niveau 4 | Humor
Studielast 1 uur
Werkvorm tweetal
Focus humor
Je leert de humor in 'Blauwe maandagen' categoriseren en duiden
Gemaakt door Judith de Lang
Download 1 Blauwe maandagen_opdr42_werkblad 1 (85 kb)
Download 2 Blauwe maandagen_opdr42_werkblad 2 (59 kb)

A

   
Vraag 1


Houd je van humor in literatuur?   


Optie A


Ja, er kan wat mij betreft niet vaak genoeg gelachen worden!   


Optie B


Ja, hoe platter hoe beter.   


Optie C


Nee, dat hoeft voor mij niet; humor in literatuur ontgaat me vaak.   


Optie D


Nee, ik wil een schrijver echt leren kennen, zonder de franje van humor.   


Optie E


Ach, zo nu en dan een grap stel ik op prijs maar een serieus boek waardeer ik meer.   


Vraag 2a


Noteer (individueel) de titel van een boek dat je grappig vond.   


Vraag 2b


Leg uit wat je grappig aan het boek vond.   


Vraag 2c


Vergelijk jullie antwoorden en probeer te komen tot een algemene uitspraak over wat een boek grappig kan maken.


B


Humor is erg persoonlijk; niet iedereen vindt hetzelfde grappig, sterker nog: humor kan voor sommigen juist schokkend zijn. Daarnaast kun je humor onderverdelen in verschillende soorten. Er zijn niet voor niets talloze smileys die verwijzen naar verschillende soorten humor.

   
Vraag 1


Download werkblad 1 (onder Downloads).   


Vraag 2


Benoem de emotie die met onderstaande smiley wordt uitgedrukt. Beschrijf je die emotie zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik niet twee maal dezelfde omschrijving. Uiteraard mag je smileys opzoeken wanneer je ze niet kent. Zorg er wel voor dat je jullie eigen omschrijving geeft en niet lukraak die van een ander.


C


Vraag 1


Download werkblad 2.   


Vraag 2


Plaats een passende smiley uit de lijst bij de gegeven situaties uit het boek. Om een goed beeld te krijgen van die situatie kun je de bewuste passage opnieuw lezen. Je mag smileys meerdere keren inzetten. Het gevoel dat de passage bij jou oproept is richtinggevend voor je keuze. Eén situatie is voorgedaan. 


D

   
Vraag 1


Lees de Literaire theorie hieronder.   


Vraag 1a


Pas je antwoorden op de werkbladen aan als jullie dat nodig vinden.   


Vraag 1b


Welke emotie komt het meeste voor in werkblad 2?    


Vraag 2


Grunberg is een schrijver van paradoxen en uitersten, schrijven Yra van Dijk en Thomas Vaessens in het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde (2010).   

Zo zeggen ze, dat Grunbergs grapjes ook altijd een serieuze ondertoon hebben en dat ironie en ernst in elkaar overlopen. Dat onderbouwen ze met Grunbergs eigen woorden, uitgesproken tijdens de Kellendonklezing in 2007. Grunberg zegt zelf dat hij de ernst vreest en die maar niet te pakken krijgt, ook omdat het hem niet lukt een 'wij' te worden.   

Leg in je eigen woorden uit wat hij hiermee bedoelt.   


Vraag 3


Grunberg verbindt ironie als vorm van humor dus met een bepaalde manier waarop je in de maatschappij kunt staan.

Noteer de naam van een cabaretier voor wie dit ook geldt en licht je antwoord toe met een concreet voorbeeld.


Vraag 4


Lees de (Literaire) theorie hieronder.   

Welke vorm van humor spreekt je bij Grunberg het meeste aan? Komt dit overeen met je antwoord bij opdracht A, vraag 2c?   


Vraag 5


Ben je door het maken van deze opdracht tot een ander begrip van de roman gekomen? Leg je antwoord uit.   


Vraag 6


Wie van jouw medeleerlingen zal, gezien zijn of haar gevoel voor humor, dit boek waarschijnlijk wel waarderen?   

Stuur diegene een sms of WhatsApp waarin je het boek aanbeveelt en ook je eigen leeservaring betrekt.   

Maximaal 140 tekens.   

Je mag smileys gebruiken;)!
 

(Literaire) theorie

Ironie: stijlfiguur waarin de schrijver op een milde manier spot met iets of iemand. De spot is niet kwetsend bedoeld. Als een auteur iets ironisch schrijft, formuleert hij vaak het tegenovergestelde van wat hij bedoelt en hangt het van de lezer af of hij de ironie wel doorziet. Soms speelt de schrijver een dubbel spel met ironie: hij formuleert iets ironisch, de lezer doorziet de ironie, maar later blijkt dat de schrijver het toch serieus bedoelde. Stijlfiguren als een hyperbool, litotes en understatement kunnen een ironische werking hebben:

  • hyperbool (overdrijving): iets wordt veel groter en overdrevener gezegd dan het in werkelijkheid is.   
    Voorbeeld: Ik hebeen eeuwop je moeten wachten!    
  • understatement: het tegenovergestelde van een hyperbool. Hier geen overdrijving, maar juist iets kleiner, minder belangrijk maken dan het in werkelijkheid is.   
    Voorbeeld: Ik had een 1 voor mijn examen; blijkbaar had ik een paar foutjesgemaakt.    
  • Litotes (eenvoud, 'verkleining'): het tegenovergestelde van een hyperbool. Iets wordt kleiner gemaakt dan het in werkelijkheid is, altijd door middel van het ontkennen van het tegenovergestelde.
    Voorbeeld: Hij is niet dom (bedoeld wordt: hij is erg slim).

Sarcasme: de schrijver spot met iemand of iets. De toon is wat harder dan bij ironie, maar minder hard dan bij cynisme. Probleem is ook hier dat de lezer niet altijd het sarcasme doorziet en een en ander serieus kan nemen.

Cynisme
: de hardste vorm van spot. Sommigen noemen het schaamteloos of illusieloos, omdat er weinig gezegd wordt waar je nog om kunt (glim)lachen.

Uit: Joke van Balen, Corrie Joosten en Coen Peppelenbos, Basisboek literatuur, Groningen, Uitgeverij kleine Uil, 2009