Bougainville: Opdracht
Opdracht niveau 3 | Historische context
Verhalenvertellers! In alle tijden, in alle culturen zijn ze er en hebben ze aanzien. Op de Duitse Hunsrück kennen ze het dialectwoord 'zwetse', in de Achterhoek noemen ze het 'sprekken', de kunst van het vertellen van een goed verhaal, een sterk verhaal misschien.
Titel | Bougainville |
---|---|
Niveau boek | niveau 4 |
Opdracht | niveau 3 | Historische context |
Studielast | 3 uur |
Werkvorm | tweetal |
Focus | historische context |
Je leert | hoe een auteur historische gegevens kan gebruiken om thema's van heel andere aard vorm te geven |
Gemaakt door | Gosse Koolstra |
Bron | scholieren.com | Anoniem, 'Bougainville' |
A
Vraag 1
Beschrijf iemand uit je familie of vriendenkring die jij zo'n goede verhalenverteller vindt. Je mag ook jezelf noemen als jij er een bent.
Vraag 2
Beschrijf de kenmerken die volgens jou die persoon tot zo'n goed verhalenverteller maken.
Vraag 3
Welke verschillen in verhaaltechniek ken jij? Welke technieken vind je sterker, welke zwakker?
B
Bij de verhalen van Springer valt op dat er bijna altijd historische figuren en gebeurtenissen in voorkomen. Toch lijken zijn verhalen eigenlijk om heel andere dingen te gaan. Om uit te zoeken hoe dat zit, voer je de volgende opdrachten uit. Bij 1. mag je de taken verdelen, maar dat hoeft niet.
Vraag 1
Zoek van de volgende personen en situaties de historische achtergrond op en noteer of print die:
Persoon A
Mujibur Rahman en zijn rol in de onafhankelijkheid van Bangladesh
Persoon B
Kurt Waldheim, de secretaris-generaal van de VN in 1973; wat voor figuur was hij en hoe verliep zijn carrière als internationaal politicus/diplomaat?
Persoon C
Multatuli (Eduard Douwes Dekker, 'Dek' in het verhaal); wat voor een figuur was hij en welke rol speelde hij in 'de Indische kwestie'?
Persoon D
Ernest Douwes Dekker en Henk Sneevliet; wat hadden zij te maken met Nederlands-Indië?
Persoon E
Eddy du Perron en André Malraux; welke opvattingen hadden zij over kolonialisme?
Persoon F
Carel Jan Schneider (alleen de periode rond 1973); wat heeft hij met Nederlands-Indië te maken en welke rol speelde hij in Bangladesh?
Vraag 2
Neem de bijdragen door en bespreek ze. Beantwoord dan de volgende vragen:
Vraag 2a
Zijn er overeenkomsten tussen deze personen en zo ja, welke zijn dat?
Vraag 2b
Wat wil Springer naar jullie idee vooral laten zien met dit verhaal, waar gaat het om?
Vraag 2c
Dragen de historische personen (en gegevens) daaraan bij? Licht jullie antwoord toe.
Vraag 2d
Lees 'Eerste persoonlijke reactie' en 'Oordeel' van bron 1, kies drie uitspraken waar je het niet mee eens bent en formuleer je reactie.
Vraag 3a
In welke mate voldoet Springer als verteller aan jullie kwaliteitskenmerken (zie jullie antwoorden op de A-vragen)?
Vraag 3b
Wat is volgens jullie de functie van zijn verwijzingen naar de historische werkelijkheid? Vergelijk jullie gedachten hierover met wat je hebt opgeschreven bij 2b.
Vraag 3c
Heeft de schrijfster van bron 1 kijk op de kwaliteit van verhalen vertellen? Licht jullie antwoord toe.