In de voorrede tot de tweede druk van Het Wederzyds Huwelyksbedrog noemt Langendijk twee zeventiende-eeuwse Nederlandse schrijvers die - net als hij - de gebreken van de mensen onder de aandacht hebben gebracht: Hooft in Warenar en Bredero in Spaanschen Brabander (beide te vinden als N4-boek op deze site).

Vraag 1


Zoek informatie over één van beide stukken (zie bronnen) en vermeld voor dat stuk welk(e) gebrek(en) het aan de kaak stelt.


Vraag 2


Zoek een uitgebreide samenvatting van het door jou gekozen stuk en ga na welke overeenkomsten en verschillen er bestaan tussen deze twee stukken en Het Wederzyds Huwelyksbedrog. Besteed daarbij ten minste aandacht aan de volgende zaken:


- indeling in bedrijven
- tijd
- plaats
- handeling
- personages
- bronnen


Vraag 3


Schrijf een kort betoog waarin je, op basis van het onderzochte, aangeeft met welk van de twee toneelstukken Langendijks werk de meeste overeenkomsten heeft.


Vraag 4


Het personage Klaar noemt in de verzen 410-411 enkele romans. Welke werken bedoelt zij? Gebruik hiervoor de (voet)noten in de uitgaven van het stuk (zie bron 2).


Vraag 5


Zoek vervolgens een korte samenvatting van de door Klaar genoemde toneelstukken. Geef beargumenteerd aan waarom Langendijk deze werken in de voorrede verfoeit.


Vraag 6


Wat vind je ervan dat Langendijk zowel in zijn voorrede als in het stuk zelf verwijst naar andere schrijvers? Is dat alleen maar lastig of interessantdoenerij of stuurt Langendijk daardoor de betekenis die je aan zijn werk toekent? Licht je antwoord toe.