Mandarijnen op zwavelzuur: Opdracht

Opdracht niveau 5 | Genre

Titel Mandarijnen op zwavelzuur
Niveau boek niveau 6
Opdracht niveau 5 | Genre
Studielast 3 uur
Werkvorm individueel
Focus genre
Je leert wat de kenmerken van een polemiek zijn.
Gemaakt door Hester Meuleman, Huygens ING
Bron 1 Jacques Gans: Wikipedia
Bron 2 Jacques Gans: dbnl.org
Downloads Mandarijnen op zwavelzuur_opdracht N5/2 (421 kb)

Vraag 1

Lees 'De Haagse posthume Gans'. Onder Downloads vind je nog wat aantekeningen bij deze tekst.Begrijp je waar Willem Frederik Hermans zich kwaad over maakt? Waarom wel of niet? Waar kan jij je zelf kwaad over maken?


Vraag 2

Lees de bronnen over Jacques Gans en vat in je eigen woorden samen wie hij volgens deze bronnen was. Hou daarbij de volgende vragen in je achterhoofd:

      Vraag a. Wat voor karakter had hij?
      Vraag b. Wat waren zijn politieke opvattingen?
      Vraag c. Wat was zijn ontwikkeling als schrijver?


Vraag 3

Hermans' stuk bestaat uit drie delen: een inleiding, een dialoog en een korte epiloog. Beschrijf het beeld dat Hermans van Jacques Gans geeft als volgt:

      Vraag a. Wat voor politieke opvattingen had Jacques Gans volgens de inleiding vroeger en wat is daar aan veranderd?
      Vraag b. Wat voor karaktereigenschappen denkt Jacques Gans volgens de inleiding te hebben?      
      Vraag c. Welke karaktereigenschappen heeft hij volgens de inleiding echt?
      Vraag d. Wat voor persoon is Jacques Gans volgens de inleiding?
      Vraag e. Hoe wordt dit beeld versterkt door de dialoog? Geef drie voorbeelden en leg uit.
      Vraag f. Klopt het beeld dat Hermans van Jacques Gans geeft met je antwoorden op vraag 2? Waarom wel of niet?
      Vraag g. Wat voor beeld geeft Hermans van zichzelf in de epiloog? Is hij nu laf of juist niet? Waarom denk je dat Hermans met deze epiloog afsluit?


Vraag 4

Dit stuk is een typisch voorbeeld van wat een polemiek is. Lees de literaire theorie en noem vijf voorbeelden uit de tekst waaruit dat blijkt. Leg uit en gebruik eventueel je antwoorden op de vorige vragen.


Vraag 5

Begin zelf een polemiek tegen iemand en let daarbij op het volgende:
- Kies niet iemand uit die je persoonlijk kent, maar een bekend iemand, met wie je het niet eens bent.
- Kies iemand uit een vakgebied dat jou interesseert en waar je wat van weet. Dat kan een schrijver zijn, maar het kan bij voorbeeld ook iemand zijn uit de politiek of de muziek.
- Het stuk moet tussen de 500 en de 1000 woorden zijn en een pakkende titel hebben.
- Het stuk moet minstens drie kenmerken bevatten die in de theorie worden genoemd.
- Eindig het stuk met een duidelijke conclusie.    

(Literaire)theorie

Polemiek

  1. Een polemiek is een venijnige pennenstrijd zonder enige nuance tussen vakgenoten over een bepaald onderwerp, hetzij van één persoon tegen de volgens hem heersende mening, hetzij tussen meerdere personen die het niet met elkaar eens zijn. In beide gevallen is het in feite een dialoog en wordt er eigenlijk een antwoord verwacht, ook al komt dat er niet altijd. In principe kan de strijd in elk vakgebied plaatsvinden, maar het komt het vaakst voor in de kunst en de theologie.
  2. Een aantal doelen van de literaire polemiek is:
    a. Anderen overtuigen van eigen opvattingen.
    b. Zich als groep of persoon afzetten tegen een (meestal oudere) groep of persoon om aan te tonen dat het nieuwe werk beter is dan het oude.
    c. Een genre verdedigen tegen een ander genre.
    d. Al dan niet verkapte reclame maken voor het eigen werk.
    e. Afgunst en/of rancune uiten, als bijvoorbeeld de ander voortdurend prijzen wint en de polemist zelf nooit.
    f. Oprechte morele verontwaardiging uiten, vaak om politieke redenen.
    g. De kwaliteit van het vak willen bewaren tegen 'amateurs'.
  3. Een aantal kenmerken van de polemiek is:
    a. Humor: polemieken kunnen puur venijnig zijn en bitter, maar werken vaak beter als ze humoristisch zijn. Dat leest fijner en bovendien wordt de tegenstander belachelijk en dus onschadelijk gemaakt. Dat gebeurt niet door plat te schelden, dat wekt geen sympathie bij de lezer. Als er al wordt gescholden, dan op een originele en grappige manier.
    b. Onredelijkheid: het gaat meestal meer om de stijl dan om de argumenten. Tegenstanders worden aangevallen, door hun woorden in een andere context te zetten, hun woorden te verdraaien of ze op een persoonlijke manier belachelijk te maken. Dit gebeurt onder andere door stijlmiddelen als ironie, overdrijving en understatement te gebruiken.
    c. Een polemist kent geen nuance en blijft bij zijn punt, anders heeft de polemiek geen effect meer.